De Arbo verplicht de werkgever, die gebruik maakt van elektrische installaties, veiligheidsvoorzieningen te creëren voor het personeel dat wordt blootgesteld aan elektrische gevaren en risico's, wij noemen dit veiligheidsbeheer.
Arbo wetgeving
Het beheren van de elektrische installatie, en het gebruik hiervan, is geregeld in de Arbo-wet. Ook verzekeringsmaatschappijen gebruiken deze de veiligheidseisen steeds vaker.
Iedere werkgever is verplicht deze bedrijfsvoering te implementeren en te beheren volgens de Nederlandse norm NEN 3140-2011.
Veiligheidsbeheer
Het veiligheidsbeheer is afhankelijk van de omstandigheden, gebruik en toepassing. Dit betekent dat een kantooromgeving andere raakvlakken heeft met de regelgeving dan een productiebedrijf of een ziekenhuis. In alle gevallen is een beheersplan verplicht, zij het dat in een kantooromgeving de implementatie van de regelgeving niet zo ingrijpend zal zijn. Het doel is het terugdringen en beheersbaar maken van elektrische gevaren
Beheersplan
Met ons installatie- beheersplan wordt in samenwerking met de opdrachtgever stapsgewijs de norm geïmplementeerd. Iedere stap wordt eerst afgesloten met een rapportage om vervolgens dan pas aan de volgende fase te starten.
Het veiligheidsbeheersplan omvat:
Veiligheidsaudit
- Middels een risicoanalyse wordt de organisatie op hoofdlijnen doorgelicht m.b.t. de huidige stand van zaken ten aanzien van de toepassing en gebruik van de norm NEN 3140. De analyse vindt plaats aan de hand van een door ons opgestelde checklist, welke wordt besproken met de verantwoordelijke persoon binnen de organisatie.
- Naast de bespreking van deze inventarisatie vindt eveneens een rondgang door diverse gebouwen op locatie plaats met de verantwoordelijke persoon.
- Tijdens deze veiligheidsaudit komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- Technische organisatiestructuur, verantwoordelijkheden / bevoegdheden
- Van toepassing zijnde normen
- Werkmethoden technische medewerkers
- Kennis en vaardigheden technische medewerkers
- Welke risico's zijn er aanwezig bij het uitvoeren van de werkzaamheden
- Zijn er risicoverhogende omstandigheden aanwezig
- Hoe is de veiligheid van derden en inleenkrachten geregeld
- Inspectie-, controle- en onderhoudssystemen van:
- Arbeidsmiddelen
- Installatiedelen
- Tekeningen
- Welke werkzaamheden worden er uitgevoerd
- Schriftelijke vastlegging
- Interviews (niet) technisch personeel
- Beschikbare documenten, procedures en tekeningen
- Overige installaties
- Na deze inventarisatie wordt een rapport opgesteld. De inhoud van dit rapport geeft inzicht in de witte vlekken binnen de organisatie op het gebied van NEN 3140. De rapportage wordt tevens voorzien van aanbevelingen van geconstateerde knelpunten binnen de organisatie. De aanbevelingen worden gebruikt tijdens evaluatie, om te komen tot een gesloten veiligheidssysteem.
- Het samenstellen van een veiligheidshandboek, welke lopende het traject wordt aangevuld met relevante documenten.
Evaluatie
In deze fase wordt, naar aanleiding van de rapportage veiligheidsaudit, een plan van aanpak voorbereid. De aanbevelingen uit de veiligheidsaudit worden vertaald naar praktische oplossingen om de risico’s veilig te stellen. Praktische oplossingen kunnen zijn:
- Installatie aanpassingen
- Instructie en onderricht
- Beschermingsmiddelen
- Het opstellen van werkinstructies
- Het uitvoeren van inspectie
- Tijdens de evaluatie komen de volgende onderdelen aan de orde:
- Bespreken knelpunten met verantwoordelijke persoon
- Werkwijze bepalen technisch personeel
- Vastleggen van toepassing zijnde onderdelen van de NEN 3140
- Installatierisico's oplossen of middels een procedure veilig stellen
- Aanwijzingen en opleidingen bespreken
- Risicobeoordeling
- Na deze fase wordt een rapport opgesteld. De inhoud van deze rapportage geeft inzicht welke keuzen zijn gemaakt alsmede de benodigde procedures welke de geconstateerde elektrische risico's moeten veiligstellen. Naast genoemde onderdelen zal in de rapportage duidelijk zijn welke delen van de NEN 3140 van toepassing zijn.
- De keuzes zijn gebaseerd op ondersteuning en advies van onze zijde.
Plan van aanpak
In deze fase worden de keuzes, die zijn vastgelegd t.a.v. het veiligstellen van de risico's, verder uitgewerkt om te komen tot een veilige elektrische bedrijfsvoering. Afhankelijk van de gemaakte keuzes bevat een plan van aanpak inhoudelijk gegevens m.b.t.:
- Planning uit te voeren acties
- Prioriteitenschema
- Opleiding- en instructie programma
- Uit te werken procedures en/of werkinstructies
- Aanwijzingen beleid
- Contractvoorwaarden bepalen ten aanzien van derden en inleenkrachten
- Intervalfrequentie diverse onderdelen
- Inspectieplannen
- Omgang met risico's (gebleken uit de veiligheidsaudit)
- Integratie bestaande contracten met derden
- Integratie beheer veiligheid en functionaliteit
Gedelegeerd installatieverantwoordelijke
In de norm NEN 3140 ; 2011 vinden we dat de elektrische installatie onder de verantwoordelijkheid moet vallen van een installatieverantwoordelijke.
De installatieverantwoordelijke kan tot het personeel van de eigen organisatie of van een andere organisatie behoren.
De installatieverantwoordelijke is een natuurlijke persoon of een rechtspersoon. Als er sprake is van een rechtspersoon moet altijd vastliggen welke medewerker voor welke installatie, voor welk deel van een installatie of voor welk elektrisch arbeidsmiddel verantwoordelijk is.
Installatieverantwoordelijken hebben ten minste een middelbaar elektrotechnisch niveau verkregen door opleiding en/of ervaring. Ze zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het eigen takenpakket en moeten zich daarvoor kunnen verantwoorden. Tot hun verantwoordelijkheid kunnen planning, administratie, beheer en/of ontwikkeling horen.
De installatieverantwoordelijke is verantwoordelijk voor:
- de elektrische installaties en elektrische arbeidsmiddelen
- het in stand houden van de veiligheid van elektrische installaties en elektrische arbeidsmiddelen, door regelmatige inspecties en tijdig herstel van gevonden gebreken
- het opzetten van een toegangsregeling voor ruimten met elektrisch gevaar
- het vaststellen van procedures voor bediening van de installatie
- het goedkeuren van plannen voor de uitvoering van werkzaamheden, maar niet hoe om te gaan met de werkrisico’s
- het toestemming geven voor de aanvang van werkzaamheden.
Synorga ondersteund u de interne installatieverantwoordelijke met het dragen van de verantwoordelijkheid van de elektrische bedrijfsvoering.
- Het beoordelen, aanpassen of opstellen van de huidige contracten met externe bedrijven
- Het opstellen van procedures aangaande locatiebeheerders en interne technische medewerkers
- Toezicht op naleving contractafspraken tussen diverse partijen
- Periodiek overleg tussen externe en interne installatieverantwoordelijke
- Beschikbaarheid helpdesk
Beschikbaarheid advies, ondersteuning en begeleiding
Deze Veiligheidscursussen worden verzorgd in dagdelen van ieder 3 uur
- Veiligheidscursus basis NEN 3140 : 2011
Bestemd voor alle medewerkers - Module Voldoend Onderricht Persoon
Bestemd voor alle medewerkers - Module E-deskundigen
Bestemd voor IV, WV en VP’rs - Module leidinggevende
Bestemd voor IV / WV
Cursusinhoud
Onderstaande indeling is slechts bedoeld ter indicatie. Afhankelijk van de bevindingen tijdens de inventarisatie kan het zijn dat de onderwerpen worden aangepast.
- Veilig werken volgens NEN 3140
- Relatie Arbo-wet & NEN 3140
- Aanwijzing volgens NEN 3140
- Risicobeoordeling werkzaamheden
- Persoonlijke beschermingsmiddelen
- Werkprocedures
- Beschermingsmaatregelen
- Inspectie nieuwe installatiedelen
- Spanningsloos en stroomloos maken
- Tekeningen
Frequentie van de tijd tussen twee opeenvolgende instructies
De tijd tussen twee opeenvolgende instructies wordt bepaald door:
A) De ervaring van de personen
B) De aard van de werkzaamheden
C) De frequentie waarmee de werkzaamheden worden uitgevoerd
D) De werkomstandigheden
E) De omgeving van de werkplek
F) De mate van toezicht
G) De mate van verandering van de werkzaamheden
H) De ervaring met betrekking tot (bijna) ongevallen
A De ervaring van de personen
A1 veel.
Gewicht 0
A2 weinig.
Gewicht 10
B De aard van de werkzaamheden
B1 eenvoudig.
Gewicht 0
B2 gemiddeld.
Gewicht 5
B3 complex.
Gewicht 10
C De frequentie waarmee de werkzaamheden worden uitgevoerd
C1 zelden.
Gewicht 5
C2 regelmatig.
Gewicht 0
C3 vaak.
Gewicht 5
D De werkomstandigheden
D1 volledig spanningsloos.
Gewicht 0
D2 regelmatig in de nabijheid van actieve delen.
Gewicht 5
D3 zo nu en dan onder spanning werken.
Gewicht 10
E De omgeving van de werkplek
E1 overzichtelijk en met weinig gevaren
Gewicht 0
E2 onoverzichtelijk of met veel gevaren
Gewicht 10
F De mate van toezicht
F1 zelden.
Gewicht 10
F2 regelmatig.
Gewicht 5
F3 voortdurend.
Gewicht 0
G De mate van verandering van de werkzaamheden
G1 weinig.
Gewicht 5
G2 regelmatig.
Gewicht 0
H De ervaring met betrekking tot (bijna) ongevallen
H1 er is geen betrouwbare informatie beschikbaar.
Gewicht 10
H2 er is geen sprake van ernstige (bijna) ongevallen.
Gewicht 0
H3 er hebben één of meer ernstige (bijna) ongevallen plaatsgevonden.
Gewicht 10
De tijd tussen twee opeenvolgende instructies wordt bepaald aan de hand van de som van de factoren A tot en met H.